“Ik wil niet meer …”
"Ik wil niet meer ..."
* Tip vooraf: je kunt deze story als heftig ervaren! *
Haar man - haar steun en toeverlaat - overleed vijfentwintig jaar geleden. Vanaf dat moment is ze eenzaam; Stík eenzaam. Ze houdt intens van haar dochter en haar schoonzoon en die doen wat ze kunnen. Haar dochter werkt fulltime en komt best vaak bij haar op bezoek maar toch … Die grote eenzaamheid is haar een loden last …
Ze kwakkelt de laatste jaren met haar gezondheid; die is broos. Héél broos … ’s Morgens vroeg en ’s avonds laat krijgt ze thuishulp omdat ze inmiddels aan de rolstoel gekluisterd is. Ze heeft hartproblemen en inmiddels heeft ze al een record aan ziekenhuisopnames op haar naam staan.
“Ik wil niet meer …”
Aan de ene kant is ze ontzettend bang voor de dood maar geeft ook aan: “Ik wil niet meer … Ik wil naar hem toe …” Haar dochter leeft in voortdurende angst: elk telefoontje kan weer een alarmtelefoontje van haar zijn.
Inmiddels leidt dat bij haar tot tekenen van burn-out. Ze kan zich moeilijk concentreren op haar werk en 24/7 is ze gespitst als de telefoon gaat. “Het zal toch niet,” denkt ze dan. Al maanden gaat ze gekleed naar bed voor het geval dat ...
Ze is net in diepe slaap als de telefoon weer rinkelt. Ze schrikt wakker en ja hoor: het is weer een alarmering. Ze maakt haar man wakker die hartgrondig in zichzelf vloekt en in razend tempo staan ze beneden en spoeden ze zich samen naar haar haar moeder.
“Het zal toch niet …”
Als ze ter plaatse zijn, zien ze dat haar moeder weer stik en stikbenauwd is. Als een vis op het droge hapt ze naar adem. Ze zien de ernst van de situatie in en alarmeren 1 1 2. “Het zal toch niet …,” denkt ze. Binnen no-time - maar voor haar úren later - horen ze de sirene van de ambulance dichterbij komen.
Ze doet de toegangsdeur van het appartement van haar moeder open. De bemanning van de ambulance spoedt zich met alle apparatuur naar boven. Na een eerste inventarisatie en allerlei onderzoeken is het voor hen duidelijk: ze moet met spoed naar het ziekenhuis. Voor de zoveelste keer ...
Moeder wil dat niet meer en protesteert moeizaam hijgend: “Ik wil niet meer … Ik ben óp. Ik wil thuis sterven … Laat me hier.” Het klinkt als een indringende smeekbede. De ambulanceverpleegkundige geeft medicatie tegen de benauwdheid en staat voor een dilemma.
Wilsbekwaam?
Het gaat overduidelijk niet goed met haar … Het grote dilemma is of moeder wilsbekwaam is op dat moment. Ondanks alle klachten is zij redelijk bij bewustzijn en ze kunnen haar niet tegen haar wil in meenemen. De ambulanceverpleegkundige verricht enkele tests en vertrouwt het niet.
Ze voert spoedoverleg met de dienstdoende arts. Die vertrouwt het ook niet en komt met spoed naar haar toe. Minuten later horen ze allemaal een sirene dichterbij komen. Even later komt de dienstdoende arts binnen en ook hij onderzoekt haar.
Die constateert niet alleen de benauwdheidsklachten maar vermoedt ook dat er meer aan de hand is. “U moet toch naar het ziekenhuis,” besluit hij. “Ik wil niet meer,” zegt ze weer, moeizaam en naar adem happend. “Mijn tijd is gekomen, ik wil dood!” Ze is heel stellig.
Ook de arts staat nu voor een dilemma. Hij doet opnieuw onderzoek en stelt meerdere vragen. Dan volgt - toch nog weer onverwachts - een nieuwe aanval. Ze gaat zienderogen achteruit en raakt verward. Ze reageert niet meer op zijn vragen en hij besluit dat opname absoluut noodzakelijk is.
Ze brengen alles snel en efficiënt in gereedheid om haar naar het ziekenhuis te brengen. Net zo onverwachts als de aanval kwam, komt ze weer bij en ze heeft direct in de gaten dat ze toch naar het ziekenhuis gaat. Ze wordt onrustig en begint - naar adem happend - hartverscheurend te huilen.
Ze proberen haar te kalmeren want door haar gehuil neemt de benauwdheid weer toe. De arts geeft een injectie en de bemanning van de ambulance plaatst een zuurstofmasker. Dat geeft haar verlichting. Het huilen stopt. Ze legt zich er bij neer …
Met spoed naar het ziekenhuis
Dan spoeden ze zich naar de ambulance. De arts besluit om met de ambulance mee te gaan en stapt in. De ambulance en de wagen van de huisartsenpost rijden met zwaailicht en sirene naar het ziekenhuis. Dochter en schoonzoon volgen gehaast; ze rijden minder snel als de ambulance maar toch …
In het ziekenhuis aangekomen geeft de arts de medewerkers van de spoedeisende hulp relevante informatie. De artsen en verpleegkundigen van de SEH doen allerlei aanvullende onderzoeken. Al snel blijkt dat de benauwdheid niet komt door de hartproblemen maar dat er meer aan de hand is.
‘Verdachte plekken …’
Ze gaat door de scan en ze zien dat er zeer serieuze longproblemen zijn. Aanvullende onderzoeken zijn noodzakelijk want ze zien ‘verdachte’ plekken in de longen, die zouden kunnen wijzen op longkanker. Het nieuws treft dochter en schoonzoon als een mokerslag …
Moeder is door toediening van zuurstof minder benauwd en weer even helder. De arts informeert haar wat er aan de hand is en spontaan krijgt ze een huilbui. Moeder maakt haar masker los en stamelt – inmiddels lijkbleek - “Kanker …” Dochter omarmt haar en is vertwijfeld. Moeder: “Laat me maar gaan. Ik ben óp.”
“Ik wil je nog niet kwijt,” zegt haar dochter huilend. Bijna direct nadat ze dat uitspreekt, lijkt de ademhaling van moeder te stoppen. De aangekoppelde apparatuur slaat in luide tonen alarm. In een split second is de kamer gevuld met artsen en verpleegkundigen van de SEH.
Een andere verpleegkundige pakt dochter en schoonzoon bij de hand en leidt hen buiten de kamer. “Wacht u hier maar even. Ik kom zo snel mogelijk bij jullie terug,” zegt ze. Zittend en vooral afwachtend in de wachtkamer krijgt haar dochter het te kwaad.
“Ga ik haar dan toch verliezen?”
Ze zoekt steun bij haar man en zegt vertwijfeld: “Ga ik haar dan toch verliezen?” “Het is vooral afwachten, nu,” zegt haar man. “Ik weet het ook niet maar er komt een tijd dat we dat toch onder ogen moeten zien …” Daarna valt hij stil en zwijgend houden ze elkaar stevig vast; elkaar stevig omklemmend.
Na een langere tijd - die uren lijkt te duren - komt de verpleegkundige weer bij hen terug. “Het gaat nu beter met haar; ze is minder benauwd maar we houden haar goed in de gaten. Jullie mogen nu wel even naar haar toe.”
Angstig lopen ze de kamer binnen en ze zien moeder ogenschijnlijk rustig op bed liggen. Ze is aanspreekbaar en haar mond lijkt een soort van een glimlach te vormen. “Gaan jullie maar naar huis. Ik moet toch nog wel even hier blijven,” zegt ze fluisterend.
Ze nemen afscheid en gaan naar huis. De volgende dag gaat haar dochter naar moeder toe. Het gaat weer redelijk goed met haar en ze mag overmorgen weer naar huis. Tegen het einde van die dag haalt zij haar moeder op.
Het scenario herhaalt zich …
Ze installeren moeder in haar appartement en lichten de thuiszorg in. Die zal later die avond weer bij haar langskomen. Dochter is nog maar net thuis als haar telefoon gaat. Opnieuw een alarmering. Ze spoedt zich naar haar toe en ziet weer een naar adem happende moeder.
Opnieuw belt ze 1-1-2. Het scenario herhaalt zich … Ze wordt weer naar het ziekenhuis gebracht en moet nu langere tijd blijven om herhaling te voorkomen. Moeder krijgt weer allerlei onderzoeken en medicatie. Die lijkt nu aan te slaan en het gaat weer beter.
Verzorgingstehuis ?!?
Dan volgt een gesprek met moeder, dochter en schoonzoon en de artsen. “Het is beter voor je moeder als ze nu naar een verzorgingstehuis gaat. Ze heeft dan meer aanspraak en verzorging is altijd aanwezig. Dat geeft jou - hij kijkt dan dochter aan - meer rust. Volgens mij ben jij óp.”
Het blijft even stil in de spreekkamer. Verrassend genoeg gaat moeder akkoord. Na enkele telefoontjes is er een plek vrij in een verzorgingstehuis. Ze gaan direct kijken en moeder kijkt kritisch om zich heen. Ze ziet enkele andere bewoners die ze - tot haar verrassing - goed kent.
“Hier wil ik wel wonen …”
Ze maakt kennis met enkele verzorgers en verzorgsters en dat voelt blijkbaar goed. “Hier wil ik wel wonen,” zegt moeder met een dikke glimlach tegen haar dochter. “Dit voelt goed,” Dochter omhelst haar moeder en er lijkt een enorme last van haar schouders te vallen.
Inmiddels woont ze al weer enkele jaren in het verzorgingstehuis. Het gaat beter dan ooit; ze is al een hele tijd niet meer benauwd en ze heeft haar levenslust terug. Ze heeft er weer ‘zin’ in. Ze straalt als er mensen van buiten naar haar zwaaien. Ze zwaait dan enthousiast en vrolijk terug …
© Cees van der Boom
Trotse pa van Joanne, Sietske & Irene
Geregistreerd- (RAD) & Gecertificeerd Arbeidsdeskundige (CERT-AD) | Life-coach voor mensen met kanker | MCI Mastercoach | Re-integratiedeskundige | NOLOC erkend Loopbaanprofessional | NOBCO erkend Coach | Storyteller | Spreker | Recensent | Jobcoach | Reiki Master
Met dank aan Remko van Rijthoven ~ Vormzinnig voor de prachtige illustratie en Rolf Rook ~ Intersites voor de uitstekende website