“We nemen je even mee …”
"We nemen je even mee ..."
* Tip vooraf: je kunt deze story als heftig ervaren! *
Altijd ‘in’ voor een grapje …
Zij is een vrouw die altijd anderen in de maling neemt. Scherp, adrem en altijd met een vleugje humor. Haar collega’s waarderen haar, want zij is een uitstekende professional en helpt anderen waar nodig. Tóch zijn ze altijd op hun hoede want voor ze het weten neemt zij hen in het ootje …
Zij is er dan ook enorm op voorbereid dat niemand anders haar in de maling neemt. De dag gaat voort en zij heeft een heel arsenaal hilarische grapjes bedacht en voor een groot deel komen die ook spontaan in haar op als de gelegenheid zich aandient. Ze geniet van de lachsalvo’s …
Stekende hoofdpijn
Aan het einde van de werkdag stapt zij in haar auto en lacht genoegzaam: het lukte wéér niemand om háár in de maling te nemen. Tijdens het rijden voelt ze - opnieuw - last van een stekende hoofdpijn en voelt ze zich duizelig worden. Ze duizeligheid is nieuw voor haar …
Vrij snel daarna ziet ze een benzinepomp en rijdt de parkeerplaats op. Ze ziet flitsen en haar hoofdpijn wordt even ondraaglijk; het duurt nu minutenlang. Ze sluit haar ogen; blijft rustig in haar auto zitten en neemt even de tijd. Als dat weer afzakt rijdt ze rustig verder naar huis.
Bij thuiskomst begroet zij haar man en hun kinderen. Ze verwelkomen haar lachend en geven haar een knuffel. Even later eten ze samen en daarna gaan de kinderen naar boven om huiswerk te maken en zij gaat naar haar werkkamer om zaken voor de volgende dag voor te bereiden. Wéér die hoofdpijn …
Haar man ruimt af, spoelt de vuile vaat en zet die in de afwasmachine. Vervolgens gaat ook hij naar zijn werkkamer. Later die avond kijken ze met z’n allen nog even televisie en dan is het bedtijd voor hun kinderen. Daarna zitten ze samen nog even in de woonkamer en spreken ze de dag door.
“Tóch een keer naar de huisarts?”
Ze vertelt haar man over haar de stekende hoofdpijn en haar duizeligheid. Haar man is ongerust en vraagt: “Misschien een idee om tóch maar een keer naar de huisarts te gaan?” Ze wuift het weg … Ze zitten nog even samen en dan sluiten ze de boel af en gaan ze naar bed.
“We nemen je even mee …”
Terwijl zij in bed ligt lacht zij nog even in stilte voor zich uit. Opnieuw voelt ze een stekende hoofdpijn maar even later valt zij toch in slaap en gaat de dag over in de nacht. ’s Nachts wordt zij wakker en hoort een vreemde stem zeggen: “We nemen je even mee …”
Zij kan de stem niet thuisbrengen en denkt dat ze nog droomt. “Goede grap,” denkt ze ineens. “Nemen ze me nu in het ootje?” Ze kan nauwelijks antwoord geven en opnieuw hoort ze de man zeggen: “We nemen je even mee … Hoor je dit?”
Ze sluit haar ogen en opent ze opnieuw. Ze ziet vaag en kan de persoon achter de stem nog steeds niet thuisbrengen. “Wie is dat toch?” vraagt ze zich opnieuw af. Ze graaft diep in haar geheugen maar het is en blijft vaag en vooral warrig.
Even later beseft zij zich dat de kleding van de persoon haar licht bekend voorkomt. Ze sluit haar ogen en voelt dat ze een nekkraag om krijgt en dat ze wordt opgepakt en neergelegd. “Wat is er toch? vraagt ze zich af … Vervolgens voelt ze dat zij in een soort cocon wordt gelegd en dat ze wordt vastgebonden.
“Wat een rare en vreemde droom is dit … Haar blik vertroebelt, ze voelt dat ze in beweging is en als zij even later haar ogen opent ziet zij heel veel licht en apparatuur om zich heen. Ze kijkt omhoog en ziet een dak van een auto. Ze probeert zich te bewegen maar dat lukt voor geen millimeter.
“Een soort 1 April grap?”
“Weet je wat er gebeurd is?” vraagt de nog steeds onbekende stem. Oeps, dat is wel een héle serieuze vraag. Ze kijkt de man aan alsof ze water ziet branden. “Een soort 1 April grap?” vraagt ze. Haar zicht wordt wat helderder en ze herkent plotseling de man als een ambulanceverpleegkundige.
Ze schrikt en krijgt het ijskoud … “Weet je wat er gebeurd is?” vraagt de ambulanceverpleegkundige nogmaals. Ze hoort de stem van haar echtgenoot op de achtergrond. Ze merkt op dat hij bezorgd klinkt. Zit hij ook in het complot? vraagt zij zich af.
“Wacht nog heel even,” hoort ze de man zeggen. De ander zegt kortweg “O.K.”. De man maakt haar nachtjapon open en ze protesteert verschrikt. In rap tempo plakt hij allerlei plakkers op haar buik . “We zijn zo bij het medisch centrum,” zegt hij tegen haar.
Ze heeft nog steeds geen idee wat er gebeurd is en de vage hoofdpijn die zij eerst voelde wordt ondraaglijk. “Weet je wat er gebeurd is?” vraagt hij haar weer. Flarden komen in haar geheugen terug. Ze wilde naar het toilet en daarna voelde ze weer die stekende hoofdpijn.
“Je bent van de trap gevallen …”
“Nee,” zegt ze zacht. De verpleegkundige kijkt haar indringend aan en zegt: “Je bent van de trap gevallen … We nemen je even mee naar het medisch centrum.,” Vervolgens zegt hij tegen de ander: “Go!”. Ze hoort twee deuren dichtslaan en de stem van haar man klinkt wat ver weg. “Hij is er bij!” denkt ze.
Dan start de ambulance en ze voelt dat die snelheid maakt. Even later hoort ze de sirene. “Zo erg is het toch niet?” vraagt ze de verpleegkundige. “Je bent van de trap gevallen, er lag heel veel bloed en je bent lange tijd bewusteloos geweest,” antwoordt hij.
“We gaan naar het medisch centrum …”
“We nemen het zekere voor het onzekere en daarom gaan we naar het medisch centrum.” Ze berust er in want ze kan nu he-le-maal niets. Ze voelt zich vastgebonden en ze ligt ongemakkelijk op een hard bed. Tijdens de rit voelt ze zich alle kanten opschuiven maar bedenkt weer dat ze vastligt.
Flarden komen in haar boven. “Ik wilde alleen maar even naar het toilet,” stamelt ze. “Wat is er gebeurd?” “Je bent van de trap gevallen en was een tijdje bewusteloos. We gaan naar het medisch centrum.” Even is het stil en dan zegt hij: “Je hebt ook een fors bloedende hoofdwond.”
De schrik maakt dat ze opnieuw bewusteloos raakt. “Sneller,” zegt de verpleegkundige tegen de chauffeur. De snelheid neemt toe en even later zijn ze bij het medisch centrum. Voortvarend transporteren ze haar op de brancard naar de spoedeisende hulp.
“Is ’t zó erg?”
Ze komt bij en ziet allerlei witte jassen om zich heen staan. “Is ’t zó erg?” vraagt ze. “Rustig maar. Je bent in goede handen!” Na de eerste controle rijden ze haar direct naar de röntgen. Ze ziet dat de arts zorgelijk kijkt. “Ook een scan,” hoort ze zeggen. In volle vaart gaan ze naar beneden.
Ze tillen haar over en ze voelt dat ze langzaam naar boven schuift. Ze ziet een rond apparaat en even later hoort ze zoemende geluiden die helemaal rondom haar lijken te zijn. Het lijkt heel lang te duren en dan is het voorbij. Ze brengen haar weer naar boven.
“We zien een tumor in je hoofd ...”
Ze rijkt haar hand naar haar man uit die in een hoekje zit maar hij ziet dat niet. Haar stoere en flinke man ziet lijkbleek en is totaal in zichzelf gekeerd. Op het volgende moment ziet ze allemaal witte jassen binnenkomen. “We zien een tumor in je hoofd,” zegt de arts die het dichtst bij haar staat.
“Dat verklaart je stekende hoofdpijn, je duizeligheid en ook waarom je van de trap afviel. Je prognose is goed. We opereren je morgenvroeg en dan bekijken we wat er nog meer nodig is.” Dat laatste hoort ze niet eens meer. Haar man wel, die kijkt verschrikt en wordt nog bleker dan bleek.
“O jé, mijn kinderen …”
Het nieuws komt als een bom bij haar binnen en ze voelt zich ijskoud worden. “Dus tóch …” flitst door haar hoofd heen. “O jé, mijn kinderen …” Ze haalt diep adem en voelt weer een stekende pijn in haar hoofd. Anders dan anders, merkt ze. Ze gilt kort en dan lijkt het alsof er iets ontploft in haar hoofd.
Ze voelt zich naar beneden vallen, alsof ze in een afgrond valt. Tijdens het vallen voelt ze ineens dat ze door twee sterke handen wordt opgetild en ziet ze het mooiste licht dat ze ooit voor mogelijk hield. Ze wordt daar naar toe gezogen en er komt een enorme rust in haar.
“Het lijkt wel alsof ik vlieg …”
Steeds sneller gaat ze, “Het lijkt wel alsof ik vlieg,” denkt ze. De artsen slaan alarm en transporteren haar direct naar de O.K. Terwijl de artsen met haar bezig zijn, merkt ze dat het eerdere, fijne gevoel en de serene rust abrupt eindigt. Dan ziet ze opeens dat ze in de O.K. is maar dat ze boven het bed zweeft.
Ze ziet dat artsen vechten voor haar leven en dat ze met haar lichaam bezig zijn. Ze voelt de stress van de artsen die vastberaden doorgaan. Het duurt lang maar dan ineens is het voorbij en voelt ze dat ze in haar lichaam terugkeert. Dan eindigt alles …
Als ze later weer bijkomt, ziet ze haar man bij haar bed. Zijn hoofd rust op haar bed, vlak bij haar en hij houdt haar hand vast. Ze knijpt even voorzichtig in zijn hand. Hij schrikt. Lacht van ongeloof en reageert direct en zegt: “Je liet ons wel schrikken hoor! Hoe voel je je nu?”
“Ik zag het mooiste licht …”
Voordat ze kan antwoorden komt een arts de kamer binnen. “Weet je wat er gebeurd is?” vraagt hij. “Ik zag het mooiste licht dat ik ooit zag en voelde mij gedragen,” antwoordt ze. “Dat hoor ik wel vaker van patiënten,” zegt hij. Dan vertelt ze hem wat ze hem hoorde zeggen. Zijn mond valt open van verbazing …
Hij herstelt zich snel en zegt: “We hebben de tumor verwijderd maar vermoedelijk is er nog meer aan de hand. We houden je in de gaten en onderzoeken morgen verder met de oncoloog.” Hij vertelt nog door maar ze hoort helemaal niets meer en is totaal in zichzelf gekeerd.
Haar man neemt dan afscheid om naar huis en naar hun kinderen te gaan. Die moeten ‘gewoon’ naar school … Hij loopt naar de uitgang en bij de receptie vraagt hij of ze een taxi voor hem willen bellen. Dat gebeurt direct en even later is de taxi er.
Bij zijn thuiskomst opent hij de achterdeur en wil hij even op de bank gaan zitten om even een moment tot bezinning te komen van al wat er gebeurde. Het komt er niet van, want hij hoort de kinderen angstig roepen. Hij snelt naar hen toe en één van hun dochters vraagt waar mama is.
“Er lag heel veel bloed …”
“Ze is van de trap gevallen, hé?” terwijl zij hem ernstig aankijkt. “Heb je het gezien?” vraagt hij. “Ja,” antwoordt ze: “Er lag veel bloed in de gang bij de voordeur. Hij schrikt en denkt: “Ze kreeg veel meer mee dan ik verwachtte.” Hij probeert haar en de anderen gerust te stellen en praat nog even met hen.
In de tussentijd in het medisch centrum is zij erg ontdaan. Allerlei scenario’s schieten door haar hoofd, ze voelt zich alsof ze in een rollercoaster beland is. Vooral de bezorgdheid om hun kinderen treft haar enorm. Een verpleegkundige ziet dat tijdens de controle, pakt een stoel en begint een praatje met haar.
Er komt een goed, warm en prettig gesprek tot stand. Het lucht haar enorm op en ze geniet van de rust die de verpleegkundige uitstraalt. Na het gesprek zegt ze: “Mijn dienst zit er nu op, er komt zo een collega bij je. Ze bedankt haar voor het gesprek en de verpleegkundige legt geruststellend haar hand op haar schouder.
Thuis zegt pa tegen de kinderen: “Nu snel aankleden en dan eten en naar school.” Hij maakt het ontbijt klaar en de lunchpakketjes voor op school. Daarna ruimt hij snel het bloed op en denkt: “Het leven gaat ondanks dit ook weer ‘normaal’ door …” Later pakken ze met z’n allen de fiets en gaan naar school.
“Het is niet goed …”
’s Middags vangt een zus de kinderen op en hij gaat weer naar het ziekenhuis. Als ze elkaar weer zien, moet zij plotseling huilen. “Het is niet goed,” zegt ze. “Ik krijg chemo en bestralingen en wie weet nog wat meer. Ik weet niet of ik dat allemaal wel aan kan …”
“Je moet wel vechten, hoor!” zegt hij. Ze duwt hem nu weg want ze kan die woorden niet meer horen. Allemaal van die ‘goedbedoelde’ adviezen die mensen ook tegen haar moeder zeiden. Het flitst door haar heen: “Zij was óp en iedereen zei maar dat ze moest vechten … Ze kón niet meer …”
“Mam? Ga je nu dood?”
Ze spreekt dat ook uit tegen haar man en hij begrijpt dat direct. “Ik steun je, hoe dan ook.” Ze glimlacht dankbaar. Ze herstelt zich en ziet dan - tot haar verrassing - haar zus met hun kinderen. Onbevangen als kinderen zijn vraagt haar jongste: “Mam? Ga je nu dood?”
“Ik weet het niet, lieverd,” antwoordt ze. “Je weet dat de dood voor iedereen een keer komt, maar ik hoop nog heel lang bij jullie te blijven. Ik doe wat ik kan …” De jongste is al gerustgesteld en geeft haar een warme knuffel.
Naschrift
Het gaf haar de moed om dóór te zetten, óók al was het tijdens het verdere traject zwaar; imméns zwaar … Soms voelde ze dat ze er de kracht niet voor had maar ze zette dóór. De vele behandelingen sloegen aan en inmiddels is ze kankervrij …
Wel zijn er om de drie maanden hernieuwde controles. Élke controle is er weer die zenuwslopende onzekerheid … “Het zal toch niet weer terug zijn?” Gelukkig gaat het nog steeds goed en hoopt ze binnenkort weer te starten met haar werk. Ze ziet er wel tegen op maar heeft er ook weer alle zin in …
© Cees van der Boom
Trotse pa van Joanne, Sietske & Irene
Geregistreerd- (RAD) & Gecertificeerd Arbeidsdeskundige (CERT-AD) | Life-coach voor mensen met kanker | Bedrijfsmaatschappelijk werker | MCI Mastercoach | Re-integratiedeskundige | NOLOC erkend Loopbaanprofessional | NOBCO erkend Coach | Storyteller | Spreker | Recensent | Jobcoach | Reiki Master
Met dank aan Remko van Rijthoven ~ Vormzinnig voor de prachtige illustratie en Rolf Rook ~ Intersites voor de uitstekende website