“Heer waar dan heen …” { 2 }

Storytelling: © Cees van der Boom | Illustratie: © Remko van Rijthoven ~ Vormzinnig
Storytelling: © Cees van der Boom | Illustratie: © Remko van Rijthoven ~ Vormzinnig

"Heer waar dan heen ..."

 

Leestip: Deze storytelling is een vervolg op

Uw wil geschiede …

 

1978: Ma heeft “dé gevreesde ‘ziekte …”

 

‘Hét is niet goed …’

 

“Foute boel, jongens. Ik voel het aan alles …,” zegt ma. Het is even stil en je kon een speld horen vallen. Het is ‘raar’ om ma - een hartverwarmende en charismatische dame - nu in haar nachtjapon te zien liggen in een steriel ziekenhuisbed. Ze heeft “dé gevreesde ziekte …” Plotseling verschijnt er een twinkeling in haar ogen en zegt ze met een grote - welbekende - lach op haar gezicht: “Maar denk er wel om! Wat er ook gebeurt: Uw wil geschiede …”

 

Het is al laat in de avond als we van ma in het ziekenhuis naar huis rijden. De impact op pa is enorm; hij oogt verslagen en geknakt. Mijn zusje - zij heeft het syndroom van Down - beseft niet goed wat er aan de hand is maar voelt ook heel goed aan dat ‘het’ niet goed is. Ze is spontaan incontinent en we kregen van een verpleegkundige schone kleding te leen.

 

Als we thuiskomen, ziet de buurvrouw ons aankomen en loopt direct naar buiten. Ze vraagt hoe het is want ze zag de ziekenauto met sirene en zwaailicht aankomen en ook zo weer wegrijden. Pa groet haar en gaat met mijn zusje naar binnen en ik vertel wat er aan de hand is met ma. “Ze heeft de gevreesde ziekte,” zeg ik. De buurvrouw wordt lijkbleek en stamelt dat ze niet weet wat ze moet zeggen.

 

“Moet ik even bij jullie komen?”

 

Binnengekomen gaat de telefoon onophoudelijk. Als ik opneem hoor ik mijn nichtje die vraagt hoe het is. Ik vertel haar wat er gebeurde. “Moet ik even bij jullie komen?” vraagt ze. Ik bedank haar maar zeg dat dit niet hoeft en ook dat ik morgen vroege dienst heb { ik werk als psychiatrisch verpleegkundige in Psychiatrisch Ziekenhuis Bloemendaal }.

 

De telefoon ligt nauwelijks op de haak als die opnieuw rinkelt. De een na de ander belt en vraagt hoe het is. En zo gaat het maar door … Fijn die belangstelling maar ook zeer vermoeiend en uitputtend om steeds maar weer hetzelfde verhaal te doen. Toch is het super om te merken dat mensen zo met haar en met ons meeleven. Ver na middernacht hang ik de haak naast het wandtoestel en kijk nog even bij pa. Hij heeft een galaanval …

 

“Jeetje, wat is er met jou?”

 

Om 05:00 uur gaat de wekker. Ik heb nauwelijks geslapen maar het werk roept. Als ik mij om 06:00 uur meld voor de overdracht van de nachtdienst vragen collega-verpleegkundigen direct: “Jeetje, wat is er met jou?” Zonder dat ik het goed besef, zie ik er blijkbaar zeer vermoeid en bleek uit.

 

Dat hakt er in. Met horten en stoten vertel ik wat er gebeurde en mijn collega’s luisteren ademloos. Ook zij ogen verslagen en van een van hen krijg ik direct een dikke knuffel. Het is fijn om te horen dat zij zo meeleven en Adri, het hoofd van dienst, vraagt of ik vrij wil zijn. “Nee, dank je,” zeg ik. “Het is wel verleidelijk maar het verzet mijn gedachten ook om - hoe dan ook - lekker aan de slag te gaan.” Ze regelt direct dat ik vandaag samen met Angela optrek. “Goed aangevoeld,” zeg ik dankbaar tegen haar. Zij weet dat wij uitstekend samen werken.

 

Angela en ik gaan vervolgens naar de slaapzalen. Veel mensen zijn al wakker en een enkeling is al bezig met aankleden. De meeste mensen hebben echter hulp nodig dus we schuiven de gordijnen tussen de bedden dicht en beginnen met wassen en aankleden.

 

“Nee, ik ga even naar ma in het ziekenhuis”

 

De dienst vliegt voorbij en enkele keren moesten we hard lachen om opmerkingen die de mensen maakten. Ik lach hard mee; tegelijk voel ik me soms ook schuldig dat ik dat doe. Ik vind het opmerkelijk dat ik soms een tijdje niet eens aan ma dacht …

 

Na de overdracht wensen collega’s mij sterkte en Angela en ik lopen richting de uitgang. We controleren zorgvuldig de toegangsdeuren want we werken op een gesloten afdeling. “Ga je nu naar huis?” vraagt Angela. Intuïtief zeg ik: “Nee, ik ga even naar ma in het ziekenhuis.” Ze geeft me een dikke knuffel die ik dankbaar aanvaard. Daarna ren ik naar de auto want de regen komt met bakken uit de lucht. Gedachteloos rijd ik naar het ziekenhuis.

 

Daar aangekomen zie ik dezelfde hoofdverpleegkundige die we gisteren ook al zagen. Ze komt direct naar mij toe en zegt: “Je moeder krijgt nu bestraling. Je mag wel even meelopen.” Samen lopen we naar de afdeling radiotherapie en achter een dikke glazen ruit zie ik mijn moeder in een machine liggen. Haar buik lijkt wel oorlogsgebied en is volgetekend met grote, paarse strepen en vlakken. “Dat zijn de plekken waar de bestraling moet plaatsvinden,” zegt ze zacht.

 

“Arme ma, denk ik”

 

Hoewel ik inmiddels veel gewend ben heb ik een brok in mijn keel. Arme ma, denk ik … Een koude rilling kruipt langs mijn ruggengraat langzaam omhoog. Ongemerkt huiver ik.

 

Het duurt naar mijn gevoel een eeuwigheid. Ma lijkt uiterst kalm; ze ligt doodstil en met haar ogen dicht in de machine. Het is griezelig om dat zo te zien en ik vraag me af wat er door haar heen gaat. Wat zou ze nu denken? Wat kunnen ze nu voor haar doen?

 

Het is een tijd waarin de medici nog machteloos staan tegenover de gevreesde ziekte; één die er om bekend staat dat niemand dat overleeft. Is dit het einde? vraag ik mij af. Opnieuw een koude rilling die nu aanhoudt en ik krijg het steenkoud …

 

Even later gaat er een alarmsignaal af en is de bestraling ten einde. De laborant kijkt mij aan en zegt: “Dit is het voor nu. Ik ga haar nu halen en dan mag je moeder weer naar zaal.” Totaal in gedachten kijk ik hem verdwaasd aan en hij herhaalt wat hij zegt. De hoofdverpleegkundige is, zonder dat ik het merkte, weggaan naar de afdeling. De laborant belt naar de afdeling en zegt dat ze ma kunnen komen halen en gaat de ruimte in.

 

“’t Is wat, hé, Cees?”

 

Het lijkt wel alsof de verpleegkundigen stonden te wachten; zo snel zijn ze er. Eén van hen komt op mij af, legt haar hand op mijn schouder en zegt: “’t Is wat, hé, Cees?” Ik krijg een brok in mijn keel en er komt niets uit mijn mond en knik alleen maar.

 

Het is tegenstijdig om te zien: Uiterlijk oogt ma krachtig en monter in haar nachtjapon en terwijl ik dat zie geeft ze me een stralende en bemoedigende glimlach. Tegelijkertijd zie ik in haar ogen dat ze pijn heeft en ook vermoeid is.

 

Stilzwijgend lopen we met z’n allen naar de afdeling terwijl ma ‘Tel uw zegeningen’ neuriet. Het is het lijflied van ma. De verpleegkundigen zeggen dat ze zo weer terugkomen en ma en ik kijken elkaar aan. Opnieuw zegt ma: “Úw wil geschiede, Cees!” Het komt enorm bij mij binnen maar ik voel ook dat ik opstandig word. “Houd je daar aan vast, Cees,” zegt ze.

 

“Geef ’t maar aan pa, die kan ik missen,” zeg ik en tegelijk schrik ik er van. “Ík heb het, Cees,” antwoordt ze slechts. We zijn weer even stil en even later komt er een mooi gesprek. Ze vertelt over anekdotes en levensgebeurtenissen en ik zie ze voor mij. We lachen hardop en even lijkt het alsof er niets aan de hand is …

 

We vallen allebei stil als de specialist binnenkomt. “We hebben de foto’s opnieuw bekeken maar het is al te ver. Wat ik eerder al aangaf: we kunnen niet opereren. Met de bestralingen kunnen we de ziekte afremmen maar we kunnen u niet beter maken. Het spijt mij.”

 

Terwijl zijn woorden als een blok op ons neervallen zien we bij hem een traan die langzaam naar beneden rolt. Ma en ik kijken elkaar aan en ze zegt opnieuw: “Úw wil geschiede.” We geven de specialist een warme blik van verstandhouding omdat we overduidelijk zien dat hij zich machteloos voelt. Met hangende schouders loopt hij weg …

 

“Heer waar dan heen …”

 

Jenny Wilhelmina van der Boom-van der Kruk | © Cees van der Boom

 

“Ik wil graag dat dit boven de rouwkaart komt, Cees,” zegt ma. Ze pakt haar Bijbel en er ligt een briefje tussen de gezangen. Ze wijst aan: ‘Heer waar dan heen, tot Ú alleen.’ “Zó zie ik het, Cees.” Ik krijg een brok in mijn keel en stamel dat dit O.K. is. Terwijl ze mij bemoedigend toelacht zie ik hoe een traan langzaam uit haar ooghoek naar beneden rolt. Het ontroert mij ...

 

Als ik naar de klok kijk zie dat het tijd is om naar huis te gaan, om even te eten en om met pa en mijn zusje weer terug te komen. “Tot straks,” zeg ik tegen ma. Ze geeft me een dikke knuffel en terwijl ik wegloop voelt dat al als een afscheid …

 

© Cees van der Boom 

 

Trotse pa van Joanne, Sietske & Irene

 

Geregistreerd- (RAD) & Gecertificeerd Arbeidsdeskundige (CERT-AD) | Life-coach voor mensen met kanker | MCI Mastercoach | Re-integratiedeskundige | NOLOC erkend Loopbaanprofessional | NOBCO erkend Coach | Storyteller | Spreker | Recensent | Jobcoach | Reiki Master

 

Illustratie: Remko van Rijthoven ~ Vormzinnig | Website: Rolf Rook ~ Intersites